Dynamische blok gebruik van bewerkingsparameters

Het AutoCAD forum is gericht op de AutoCAD en AutoCAD LT gebruiker. U kunt hier vele AutoCAD tips en tricks vinden. Daarnaast zijn er een groot aantal Autodesk video tutorials te bekijken.

Moderators: Bram, Coen, DavidN, Anton, Roy_M

Gast

Dynamische blok gebruik van bewerkingsparameters

Berichtdoor Gast » wo 10 mar 2010, 08:08

U kunt parameters in blokreferenties gebruiken om het volgende te specificeren:

Posities
Afstanden
Hoeken

AutoCAD commando's

BEDIT
Hiermee wordt de blokdefinitie in de Block Editor geopend.

BPARAMETER
Hiermee voegt u een parameter met grips aan een dynamische blokdefinitie toe.

BSAVE
Hiermee wordt de actieve blokdefinitie opgeslagen.

Wanneer u een parameter aan een blokdefinitie toevoegt, worden er automatisch aangepaste grips en eigenschappen aan het blok toegevoegd. U gebruikt deze grips en eigenschappen om de blokreferentie in de tekening te manipuleren.

Wanneer u een parameter aan een dynamische blokdefinitie toevoegt, worden er grips aan de hoofdpunten van de parameter toegevoegd. Hoofdpunten zijn de delen van een parameter die u gebruikt om de blokreferentie te manipuleren. Een lineaire parameter heeft bijvoorbeeld hoofdpunten bij zijn basis- en eindpunt. U kunt de parameterafstand vanaf beide hoofdpunten manipuleren.

Het parametertype dat u aan een dynamisch blok toevoegt, bepaalt de griptypen die toegevoegd worden. Elke parametertype ondersteunt alleen bepaalde type bewerkingen.

Een blok van een stoel kan bijvoorbeeld een Angle-eigenschap bevatten die een rotatieparameter definieert. De rotatieparameter definieert de as waarop de stoel kan worden geroteerd terwijl u bewerkt. Als u een puntparameter aan een dynamische blokdefinitie toevoegt, definieert de puntparameter twee aangepaste eigenschappen voor de blokreferentie: Position X en Position Y (ten opzichte van het basispunt van de blokreferentie.)
Een dynamische blokdefinitie moet ten minste één parameter bevatten.

Wanneer een parameter aan een dynamische blokdefinitie wordt toegevoegd, worden er automatisch grips toegevoegd die aan hoofdpunten van de parameter gekoppeld zijn. U moet vervolgens een bewerking aan de blokdefinitie toevoegen en de bewerking aan een parameter koppelen.

In een tekening gebruikt u een grip of aangepaste eigenschap op het palet Properties om de blokreferentie te manipuleren. Wanneer u de blokreferentie in een tekening manipuleert door een grip te verplaatsen of de waarde van een aangepaste eigenschap op het palet Properties te wijzigen, wijzigt u de waarde van de parameter waarmee die aangepaste eigenschap in het blok wordt gedefineerd. Wanneer u de waarde van de parameter wijzigt, wordt de bewerking die aan die parameter is gekoppeld hierdoor aangedreven, waardoor de geometrie (of een eigenschap) van de dynamische blokreferentie gewijzigd wordt.

Parameters definiëren en beperken ook waarden die het gedrag van dynamische blokreferenties in een tekening beïnvloeden. Sommige parameters kunnen een vaste set waarden, minimum- en maximumwaarden of toenamewaarden hebben. Zo kan een lineaire waarde die in een vensterblok gebruikt wordt, de volgende set vaste waarden hebben: 10, 20, 30 en 40. Wanneer de blokreferentie in een tekening is ingevoegd, kunt u het venster alleen naar een van deze waarden wijzigen. Wanneer u een waardenset aan een parameter toevoegt, kunt u de manipulatie van de blokreferentie in een tekening beperken.

Zie Waardensets voor dynamische blokken specificeren voor meer informatie over parameterwaarden.

U kunt parameterwaarden ook via de wizard Attribute Extraction of via een sjabloonbestand voor attribuutextractie extraheren.

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Google [Bot] en 1 gast

Autodesk AEC Collection